difterie (C. diphtheriae, C. ulcerans, C. pseudo-tuberculosis en C. pseudo-diphteriticum)
Adviezen
Prioriteit | Medicatie | Opmerking |
---|---|---|
Prioriteit: 1e keus |
Medicatie: claritromycine po 500mg 2dd 14 dagen |
Opmerking:
Bij milde ziekte of ambulante behandeling |
Prioriteit: 1e keus |
Medicatie: benzylpenicilline iv 6milj. IU continue per 24 uur 14 dagen +
claritromycine po 500mg 2dd 14 dagen |
Opmerking:
Bij ernstige ziekte of ziekenhuisopname Benzylpenicilline oplaaddosering 1milj. IU iv gevolgd door continu infuus 6milj. IU/24u i.v. OF benzylpenicilline 6dd 1milj. IU i.v. Indien ernstig systemisch ziek, voeg ook vancomycine toe totdat gevoeligheid penicilline bekend is |
Prioriteit: 2e keus |
Medicatie: azitromycine po oplaaddosis 1000mg, 500mg 1dd 10 dagen |
Opmerking:
Bij milde ziekte of ambulante behandeling |
Bronnen
Antimicrobiële middelen
De volgende antimicrobiele middelen zijn verwerkt in deze adviezen:
Externe referenties
Categorie
Metadata
Swab vid: G-502286.1
Bijgewerkt: 05/08/2024 - 13:28
Status: Published
Algemene opmerkingen
Bij het vermoeden van respiratoire difterie dient de patiënt in een ziekenhuis opgenomen en geïsoleerd verpleegd te worden (druppelisolatie). Er volgt afname van serum (controle vaccinatiestatus) en van kweken uit de neus en keel. Na afname van serum bij verdenking op difterie dient de behandelaar zo snel mogelijk te starten met toediening van antitoxine (DAT, difterie-antitoxine). Dosering is afhankelijk van lokalisatie en uitbreiding van de difterie, alsook van de duur van de ziekte (zie LCI protocol). Bij een hoge verdenking van difterie dient te worden begonnen met antibiotische therapie.
Definitie milde ziekte = bijv. kleine cutane lesies zonder aanwijzingen voor systemische toxiciteit.
Ontslag uit het ziekenhuis vindt plaats na minimaal twee negatieve controlekweken. De eerste kweek wordt afgenomen 48 uur na het staken van de antibiotische therapie; met een interval van minstens 24 uur volgt de tweede kweek. Niet-geïmmuniseerde patiënten moeten na volledig herstel actief geïmmuniseerd worden met toxoïd. Ten minste 2 weken na beëindiging van de antibioticabehandeling dient een derde, laatste, controlekweek te worden afgenomen, aangezien in een studie is gebleken dat bij 21% van de dragers 2 weken na behandeling opnieuw C. diphtheriae werd gekweekt. Bij huiddifterie is een nasofarnyxkweek geïndiceerd om dragerschap in de keel uit te sluiten. De patiënt dient in druppelisolatie te verblijven totdat keeldragerschap is uitgesloten óf tot 48 uur na start van de antimicrobiële therapie. In geval van cutane difterie zonder keeldragerschap kan de patiënt thuis met antibiotica worden behandeld in contactisolatie. Het is niet noodzakelijk om met antitoxine te behandelen, tenzij de patiënt andere klinische verschijnselen, veroorzaakt door de toxine, vertoont.
Voor maatregelen naar aanleiding van een geval zie LCI protocol.
Difterie (inclusief huiddifterie) is een meldingsplichtige ziekte groep B1.